Carlolus Clusius

Beroemde botanici

Een lijst met beroemde botanici denkt u? Jawel, en de meeste, op een of twee na zijn niet eens beroemd bij iedereen. Toch hebben ze stuk voor stuk een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de hedendaagse flora. En Linnaeus dan, hoor ik u denken. Hij was inderdaad een brilliant wetenschapper die met zijn theorieën de kennis over de wereldwijde flora (en de rest van het dierenrijk) op een groter voetstuk heeft geplaatst. Hij was een groot denker en kan als geen ander de kennis die hij had overbrengen aan anderen.

Maar botanische reizen maakte hij nauwelijks. En dan komen al die andere botanici in beeld. Botanici is een te beperkte titel. Wetenschappers waren het vaak. De meeste hadden een studie gedaan, een medische studie of een studie natuurwetenschappen of iets dergelijks. Dit was gewoon in die tijd. Het specialisme botanici kwam later pas. Zij hebben de wereldzeeeën afgezeild naar andere continenten en daar plantenmateriaal verzameld

Linnaeus heeft dit materiaal lang niet allemaal gezien. Wel had hij intensief correspondentie met veel van deze botanici. Zo kwam zijn verzamelde werk Species Plantarum tot stand. Maar andere botanici publiceerde ook en hanteerde vaak ook het indelingssysteem en de nomenclatuur die Linnaeus had bedacht.

Andere botanici staan in de lijst omdat ze in een tijd leefde toen niet elke plant werd beschreven een boek publiceerde waarin wel een logische volgorde zat met beschreven planten. Of het gepubliceerde boek was zo baanbrekend dat tientallen jaren na het uitkomen ervan er nog steeds uit werd geciteerd.

Carolus Clusius

Carolus Clusius, de verlatijnste naam van Charles de l'Écluse  (Atrecht, Arras Noord-Frankrijk 18 februari 1526 – Leiden, 4 april 1609) was een Franstalige geleerde, arts en botanicus uit de Zuidelijke Nederlanden. Hij is de schepper van een van Europa's eerste botanische tuinen in Leiden , en kan worden beschouwd als 's werelds eerste mycoloog en de grondlegger van de tuinbouw , met name de tulpenteelt . Hij was ook de eerste die echt wetenschappelijke beschrijvingen van planten gaf . Ook speelde hij een grote rol bij de verspreiding van de aardappel en de tulp in Europa.

Levensloop

Hij begon een rechtenstudie in Gent maar studeerde vanaf 1546 bij Gabriël Mudaeus in Leuven aan het Collegium Trilingue. In 1548 studeerde hij in Marburg verder in de rechten. Vanwege zijn protestantse overtuiging ging hij in 1549 naar Wittenberg om er medicijnen te studeren, met de hervormer Philip Melanchthon. Op advies van Melanchthon (Duitse filosoof en theoloog) ging hij in 1551 in Montpellier medicijnen en plantkunde studeren bij professor in de medicijnen Guillaume Rondelet. De plantenrijkdom van de omgeving van Montpellier stimuleerde zijn interesse in de botanische wereld. Tijdens zijn studiejaren leerde hij acht! talen beheersen en verzamelde hij op verschillende terreinen veel kennis.

In 1560 en 1561 verbleef hij in Parijs. In 1564 hield hij zijn eerste expeditie en doorkruiste twee jaar Spanje en Portugal, waar hij meer dan 200 nieuwe plantensoorten vond, verzamelde en beschreef. In de daaropvolgende jaren verbleef hij bij Karel van Sint-Omaars in Moerkerke in Vlaanderen, waar hij Spaanse en Portugese plantkundige boeken in het Latijn vertaalde. Daarna schreef hij zijn eerste werk over de flora van Spanje en Portugal. Het verscheen in 1576. Op een reis in Engeland in 1571 leerde hij een Spaans boek over de flora van de Nieuwe Wereld (Amerika) kennen, dat hij in drie jaar vertaalde in het Latijn.

Van 1573 tot 1577 was hij hofbotanicus bij keizer Maximiliaan II in Wenen, waar hij een kruidentuin met geneeskruiden aanlegde. Na het overlijden van zijn patroon werd hij ontslagen door diens opvolger, keizer Rudolf II. Clusius bleef tot 1588 in Wenen om onderzoek te doen naar de lokale flora. Hij is de eerste geleerde die door het houden van botanische excursies op de Ötscher en Schneeberg de belangstelling wekte voor de Oostenrijkse alpenflora. Hij publiceerde in 1583 zijn observaties van de Oostenrijkse flora en die van Hongarije in Rariorum aliquot stirpium, per Pannoniam, Austriam, & vicinas quasdam provincias observatarum historia.

Na Wenen vestigde hij zich in Frankfort aan de Main, waar hij hoofdzakelijk vertalingen maakte; in 1594 werd hij hoogleraar aan de universiteit van Leiden en leidde er de hortus botanicus. Zijn rechterhand was hortulanus Dirck Outgaertsz. Cluyt (ook bekend onder zijn gelatiniseerde naam Theodorus Clutius), die de hortus aanlegde. Deze tuin word tot op de dag vandaag onderhouden en zo origineel mogelijk gehouden. Daarvoor is de Clusiusstichting opgericht. Clusius overleed in 1609 en werd begraven in de Vrouwekerk in Leiden. Hij zou de tulpenbollenrage, waarvoor hij de basis legde, zo'n kwart eeuw later niet meer meemaken. Bij de sloop van zijn grafkerk in 1819 werd zijn epitaaf overgebracht naar de Pieterskerk.

In 1930 en 1931 werd er op initiatief van de hortusdirecteur Lourens Baas Becking een reconstructie van de hortus uit de tijd van Clusius, de Clusiustuin, aangelegd naar de plattegrond uit 1594 en de beplantinglijsten uit 1593. Deze nieuwe Clusiustuin werd aanvankelijk niet op de historische locatie gehuisvest, maar in 2009 verhuisde hij naar de oorspronkelijke plaats, achter het academiegebouw van de Leidse universiteit en naast het entreegebouw van de huidige Hortus Botanicus.

Clusius kreeg van de Oostenrijkse ambassadeur in het Ottomaanse Rijk, de Vlaamse edelman Ogier Gisleen van Busbeke, een paar tulpenbollen, die deze op zijn beurt van sultan Süleyman I had gekregen. Clusius nam de bollen mee naar Leiden, waar hij veel onderzoek deed naar de vlammen en strepen in tulpenbloemen. Aan het eind van de negentiende eeuw werd ontdekt dat deze een gevolg waren van een virusinfectie. Hij legde door zijn onderzoek de basis voor de Nederlandse bollenteelt en tulpenveredeling. Zo heeft hij in Nederland uit het Middellandse Zeegebied de ranonkel, anemoon, iris, en narcis geïntroduceerd. Ook introduceerde hij in Nederland onder andere de paardenkastanje (1576), de snijboon, de schorseneer en de jasmijn.

Vernoemingen

De volgende plantensoorten die naar hem genoemd zijn:

  • Gentiana clusii (grootbloemige gentiaan)
  • Primula clusiana, een sleutelbloemsoort
  • Potentilla clusiana, een ganzenvoetsoort
  • Rubus clusii, een braamsoort
  • Paeonia clusii, een pioenroossoort
  • Achillea clusiana, een duizendbladsoort
  • Doronicum clusii, een alpiene voorjaarszonnebloemsoort
  • Tulipa clusiana, een tulpensoort
  • De botanicus Charles Plumier (1646-1704) heeft verder het tropische geslacht Clusia, dat naamgevend is voor de Clusiafamilie (Clusiaceae), naar Carolus Clusius genoemd.

In Zwolle is een middelbare school naar de geleerde genoemd: het Carolus Clusius College. In Noord-Holland droeg een conglomeraat van agrarische scholen bestaande uit diverse vmbo-groenscholen en een groen mbo de naam van Clusius. Dit Clusius College had vestigingen in Alkmaar, Heerhugowaard, Schagen, Purmerend, Castricum en Amsterdam-noord. Sinds 1 augustus 2022 zijn Clusius College en ROC Kop van Noord-Holland gefuseerd en zijn deze samengegaan onder de nieuwe naam Vonk. Er staat een buste van Clusius gemaakt door Gilles-Lambert Godecharle in het Academiegebouw (Leiden)

Publicaties

  • 1557: Geschiedenissen van planten, waarin de volledige beschrijving van kruiden is opgenomen, dat wil zeggen hun soort, vorm, namen, temperament, deugden en werkingen: niet alleen van degenen die in dit land groeien, maar ook van andere buitenlanders die komen medicijnen gebruiken (vertaling van Cruydeboeck door Rembert Dodoens ), Antwerpen, Christophe Plantin
  • 1561: Antidotarium sive de exacta componendorum miscendorumque medicamentorum ratione ll. III … nunc ex Ital. sermone Latini facti , Antwerpen, Christophe Plantin
  • 1570: Galliae Narbonensis ora marittima , Antverpiae: Abraham Ortelius.
  • 1571: Hispania nova descriptio , Antwerpen, Abraham Ortelius.
  • 1576: Rariorum aliquot Stirpium per Hispanias observatarum historia , Antwerpen, Christoffel Plantijn
  • 1582: Aliquot notae in Garciae Aromatum historiam , Antwerpen, Christoffel Plantijn.
  • 1583: Rariorum aliquot roerpium, per Pannoniam, Austriam, et vicinas quasdam provincias observatarum historia, IV libris expressa , Antwerpen, Christophe Plantin.
  • 1584: Stirpium-nomenclator Pannonicus , Nemetvyawarini, Joannes Manlius
  • 1601: Rariorum plantarum historia / Fungorum in Pannoniis observatorum brevis historia... , Antwerpen, Christophe Plantin apud Ioannem Moretum
  • 1605: Exoticorum libri decem: quibus animalium, plantarum, aromatum, aliorumque peregrin. fructuum historiae describuntur / item Pt. Bellonii Observationes, eodem CC interprete , Leiden, Christophe Plantin
  • 1611: Curae posteriores, seu plurimarum non antè cognitarum, aut descriptarum Stirpium, peregrinorumque aliquot animalium novae beschrijvingen: quibus en omnia ipsius opera, ook ab eo versa augentur, aut illustrantur: accessit seorsim Everardi Vorstii. .. de eiusdem Caroli Clusii Vita & obitu oratio, aliorumque Epicedia , Leiden; Antwerpen, Christophe Plantin
  • 1619: Summi Galliae Belgicae corographica descriptio posthuma , uitg. Joachim Morsius. Leiden, Jac. Marcus
  • 1630: Bijlage cultori plantarum exotischerum necessaria , Marburg, In Herbarium Horstinum.

Bronnen

Dit artikel is samengesteld uit meerdere Wikipagina's, andere websites en publicaties uit boeken e.d.

De gebruikte Wikipagina's zijn: