Stinsenplanten
Stinzenplant is een in Nederland en Duitsland gangbare benaming voor een groep planten die in een regio alleen voorkomt op oude landgoederen, boerenhoven, pastorietuinen, voormalige stadswallen en dergelijke, en hun natuurlijke verspreidingsgebied veelal veel zuidelijker hebben.
Herkomst van de naam
Het woord stinsenplant komt van het Friese woord stins dat stenen huis betekent. Er wordt een versterkt en met stenen gebouwd huis mee bedoeld. Dit waren de woningen van adellijke of aanzienlijke heren, die dikwijls landgoederen bezaten. In Friesland is het specifiek bij stinsen voorkomen van plantensoorten voor het eerst beschreven. Het woord stinsenplant is waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door de heemkundige Jacob Botke (1877-1939) in 1932, die hierbij geïnspireerd werd door de naam stinzeblomkes, die de bevolking van Veenwouden gaf aan Knolsteenbreek/Haarlems klokkenspel, dat daar rondom de Schierstins groeide. Na 1950 raakte de term ingeburgerd en werden stinsenplanten ook buiten Friesland gevonden, in Groningen bijvoorbeeld (daar börgbloumkes genoemd), maar ook veel op de Utrechtse landgoederen. De term stinsenplanten is toen ook buiten Friesland gebruikelijk geworden. Het eerst in een publikatie (1957) van Jansen over de flora van een oude buitenplaats in Neerijnen.
Kenmerken
Stinsenplanten zijn in de regel voorjaarsbloeiers met opvallende bloemen. Deze planten zijn lang geleden van buiten Nederland aangevoerd en aangeplant om te verwilderen en hebben weten stand te houden. Sommige soorten, zoals de Vingerhelmbloem, komen van nature wel in Nederland voor. Door de aanplant buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied kunnen ze als regionale stinsenplanten beschouwd worden. Een andere categorie, de Nederlandse stinsenplanten, komt van nature niet in Nederland voor, maar het areaal ligt meestal niet ver buiten de grenzen. Voorbeelden hiervan zijn de Holwortel en de Winterakoniet. Deze soorten verwilderen gemakkelijk in het stinsenmilieu. De laatste categorie zijn de exotische stinsenplanten. Een voorbeeld hiervan is de Keizerskroon (Fritillaria imperialis), die oorspronkelijk uit Azië komt. Deze plant handhaaft zich wel in het stinsenmilieu, maar verspreidt zich niet verder.
Sommige stinsenplanten, zoals het Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis) en het Lenteklokje (Leucojum vernum L.), worden al vanaf de late middeleeuwen gekweekt. Het aanplanten van stinsenplanten kreeg aan het eind van de 18e eeuw een grote impuls door de opkomst van de Engelse landschapsstijl bij de aanleg van tuinen. Het ideaal van deze tuinarchitectuur was de natuurlijke schoonheid, die men verder wilde perfectioneren. Daarom werden er planten uitgezet ter verwildering. Deze werden vaak uit Midden- en Zuid-Europa gehaald. Om de planten te laten aanslaan voegde men veel kalkrijk puin toe, wat inderdaad gunstig is voor deze soorten. Verscheidene stinsenplanten zijn in het kader van de Flora- en Faunawet aangewezen als beschermde soort. Voorbeelden: Daslook (Allium ursinum), Herfsttijloos (Colchicum autumnale) en de de soorten Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum) en Knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans). Dat betekent onder meer, dat in het wild voorkomende exemplaren van deze soorten niet verzameld of verhandeld mogen worden.
Typische stinzenplanten
- Adderwortel (Persicaria bistorta)
- Blauwe anemoon (Anemone apennina)
- Blauwe druifjes (Muscari botryoides)
- Boerenkrokus (Crocus tommasinianus)
- Bonte krokus (Crocus vernus)
- Bosgeelster (Gagea lutea)
- Bostulp (Tulipa sylvestris)
- Daslook (Allium ursinum)
- Gele anemoon (Anemone ranunculoides)
- Gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis)
- Gevlekte aronskelk (Arum maculatum)
- Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum)
- Grote bosaardbei (Fragaria moschata)
- Holwortel (Corydalis cava)
- Herfsttijloos (Colchicum autumnale)
- Italiaanse aronskelk (Arum italicum)
- Haarlems klokkenspel (Saxifraga granulata)
- Knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans)
- Wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris)
- Kraailook (Allium vineale)
- Lelietje van dalen (Convallaria majalis)
- Lenteklokje (Leucojum vernum)
- Mansoor (Asarum europaeum)
- Oosterse sterhyacint (Scilla siberica)
- Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis)
- Vingerhelmbloem (Corydalis solida)
- Vroege sterhyacint (Scilla bifolia)
- Wilde hyacint (Scilla non-scripta)
- Wilde narcis (Narcissus pseudonarcissus subsp. pseudonarcissus)
- Winterakoniet (Eranthis hyemalis)
Bijgoed
De volgende planten worden met betrekking tot de stinsenflora als bijgoed gezien:
Met bijgoed worden in de bollenteelt alle bol-,knol- en wortelstokgewassen bedoeld, die niet behoren tot de tulpen (Tulipa), hyacinten (Hyacinthus) en narcissen (Narcissus). De term is afkomstig van het feit dat deze gewassen geen hoofdgewassen waren en er bij gedaan werden.
- Alpenbes (Ribes alpinum )
- Armbloemig look (Allium paradoxum)
- Beemdkroon (Knautia arvensis)
- Bergbeemdgras (Poa chaixii)
- Blauwe anemoon (Anemone apennina)
- Bloedzuring (Rumex sanguineus)
- Bosvergeet-mij-nietje (Myosotis sylvatica)
- Daglelies (Hemerocallis)
- Donkere ooievaarsbek (Geranium phaeum)
- Dikkemanskruid (Pachysandra terminalis)
- Elfenbloempje (Epimedium alpinum)
- Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris)
- Gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon)
- Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum)
- Grote sneeuwroem (Scilla siehei)
- Gebroken hartje (Dicentra spectabilis)
- Gulden sleutelbloem (Primula veris)
- Japans hoefblad (Petasites japonicus)
- Japanse duizendknoop (Fallopia japonica)
- Maarts viooltje (viola odorata)
- Monnikskap (Aconitum spec.)
- Kaukasisch sneeuwklokje (Galanthus caucasicus)
- Keizerskroon (Fritillaria imperialis)
- Kleine maagdenpalm (Vinca minor)
- Kleine sneeuwroem (Chionodoxa sardensis)
- Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
- Lievevrouwebedstro (Galium odoratum)
- Leverbloempje (Hepatica nobilis)
- Oosterse anemoon (Anemone blanda)
- Overblijvende ossentong (Pentaglottis sempervirens)
- Prachtframboos (Rubus spectabilis)
- Pastinaak (Pastinaca sativa subsp. sativa)
- Robertskruid (Geranium robertianum)
- Roomse kervel (Myrrhis odorata)
- Salomonszegel (Polygonatum spec.)
- Slanke sleutelbloem (Primula elatior)
- Sneeuwbes (Symphoricarpos albus)
- Gewoon speenkruid (Ficaria verna subsp. verna)
- Stinkend nieskruid (Helleborus foetidus)
- Struisvaren (Matteuccia struthiopteris)
- Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris)
- Turkse lelie (Lilium martagon)
- Tuinkamperfoelie (Lonicera caprifolium)
- Hartblad/voorjaarszonnebloem (Doronicum pardalianches)
- Voorjaarshelmkruid (Scrophularia vernalis)
- Wilde akelei (Aquilegia vulgaris)
- Wit hoefblad (Petasite albus)
- Wrangwortel (Helleborus viridis)
- Zevenblad (Aegopodium podagraria)
- Zomerklokje (Leucojum aestivum