Algemeen
Bleek bosvogeltje is heel erg zeldzaam en komt alleen nog voor in zuid-Limburg. De plant staat dan ook op de Rode lijst als bedreigd en is sinds 1950 met 50 % to 75 % achteruit gegaan. Kenmerkend voor deze soort is dat de bloemen nauwelijks open gaan omdat dit geslacht (Cephalanthera) autogaam (zelfbestuivend) is. Hij is alleen te verwarren met een andere zeer zeldzame Orchis het Wit bosvogeltje (Cephalanthera longifolia). Het verschil zit hem o.a in de bladvorm. Die van het Bleek bosvogeltje zijn meer eirond en die van het Wit bosvogeltje lancetvormig). Het Bleek bosvogeltje bloeit in Mei en Juni.
Op de website van Flora van Nederland is een Videodeterminatie van deze plant te zien.
Verklaring Wetenschappelijke naam
De officiële wetenschappelijke naam is Cephalanthera damasonium (Mill.) Druce
De naam Cephalanthera is afgeleid van cephalè (Grieks) en betekent "hoofd" en anthèros (Grieks) en betekent "bloeiend" en wijst er op, dat de helmknop er als een hoofdje uitziet.
Damasonium komt volgens Backer (zie Bronvermelding) van Grieks Daman dat "bedwingen" betekent. Het maakte toverdranken onwerkbaar.
Meestal staat er achteraan de wetenschappelijke naam een afkorting. Dit is de afkorting van een wetenschapper/botanicus die deze plant deze plant heeft ontdekt/verzameld en tot details heeft beschreven. Soms staat er een tweede afkorting. Dan heeft een andere wetenschapper/botanist de plant nog beter beschreven en iets gewijzigd. De eerste naam komt dan tussen haakjes te staan. In dit geval is dit (Mill.).
Mill. Dit voor Philip Miller (Deptford of Greenwich, 1691 - Chelsea, 18 december 1771). Hij was een Britse plantkundige. Van 1722 tot 1770 was Miller hortulanus van de botanische tuin Chelsea Physic Garden. Voor botanische namen is hij van groot belang omdat hij overzichtswerken publiceerde, juist in de tijd vlak voor en vlak na het magnum opus van Linnaeus. Daardoor is hij de eerst bekende auteur van een groot aantal botanische namen. De plant is in 1768 door Philip Miller beschreven als Serapias damasonium.
Druce staat voor George Claridge Druce (Potterspury, 23 mei 1850 – Oxford, 29 februari 1932). Hij was een Brits botanicus en burgemeester van Oxford. Pas in 1906 herschreef Druce als Cephalanthera damasonium in zijn publicatie Annals of Scottish Natural History. Edinburgh terwijl Het geslacht Cephalanthera al werd opgericht in 1817.
Meer
Zie ook de Nederlandse verklaring.
Namen in andere talen
- English: White helleborine
- Français: Céphalanthère de damas, Céphalanthère à grandes fleurs
- Deutsch:Weißes Waldvöglein
- Espanõl:
- Italiano: Cefalantera bianca, Cefalantera maggiore
- Svenska: Stor skogslilja
- Norsk: Stor skogfrue
- Dansk:Hvidgul Skovlilje
- Suomalainen:
Verklaring Buitenlandse namen
De Engelse naam is White helleborine. White betekent natuurlijk "wit" en Helleborine blijft helleborine. Deze naam omdat deze plant verward zou kunnen worden met sommige Helleborus-soorten. Met name als deze nog niet volledig geopend zijn want het Bleek bosvogeltje heeft bloemen die nooit helemaal open gaan. Helleborine en Bleek bosvogeltje zijn totaal geen familie van elkaar. De eerste is lid van de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) en de tweede is lid van de Orchideeënfamilie (Orchidaceae).
Voor de verspreiding van Bleek bosvogeltje in Engeland zie deze kaart.
Er zijn twee Franse namen:
- Céphalanthère de damas: Céphalanthère is de eerste wetenschappelijke naam. De betekent "van" en Damas is een afgeleide van de tweede wetenschappelijke naam.
- Céphalanthère à grandes fleurs: Céphalanthère is weer de eerste wetenschappelijke naam. À betekent "met". Grande fleurs betekent "grote bloemen'. Dit omdat de bloemen van deze plant groter zijn dan het Wit bosvogeltje (Cephalanthera longifolia).
De Duitse naam is Weißes Waldvöglein: Weißes betekent "wit" en Waldvöglein betekent "bosvogeltje". Sit benadrukt ook de roomwitte bloemen van deze plant.
Voor de verspreiding van Bleek bosvogeltje in Duitsland zie deze kaart.
De Spaanse naam is Epipacte blanca. Dit betekent "blanke epipactis". Epipactis is een Wespenorchis, deze bijv, Brede wespenorchis (Epipactis helleborine subsp. helleborine). Waarom dit zo is is mij onbekend. Persoonlijk vind ik niet dat deze twee planten op elkaar lijken. Of de verklaring is hetzelfde als de Engelse naam.
In Spanje kent men minstens vier namen voor elke plant. De algemene volksnaam, de Catalaanse naam (Provincie in Noord+Oost Spanje tegen de Pyreneeën aan), de Gallische naam (provincie in Noord-West-Spanje) en de Baskische naam (provincie in West-Spanje tegen de Pyreneeën aan). Ik heb de meest voorkomende algemene naam gebruikt,
De Italiaanse naam is Cefalantera bianca: Ook weer hier als eerste de Italiaanse variant op de eerste wetenschappelijke naam van deze plant. Blanca betekent "wit".
Er is niet één specifieke Italiaanse naam voor een plant, dit verschilt per regio. Er is een algemene volksnaam en ook nog een variatie of een volledige andere naam in een van de 17 provincies. Ik heb de meest voorkomende algemene naam gebruikt.
De Zweedse naam is Stor skogslilja: Stor betekent "groot". Skogslilja bestaat uit twee delen. Stor skogs betekent "bos". Deze plant groeit niet letterlijk alleen in het bos maar het woord Bos betekent dat de plant schaduw minnend is. Lilja betekent "lelie". Waarschijnlijk is het typisch Zweeds om deze plant een Lelie te noemen want deze familie heeft niks met de Orchideeënfamilie te maken.
Voor de verspreiding van Bleek bosvogeltje in Zweden zie deze kaart.
De Noorse naam is Stor skogfrue: Stor betekent "groot". Skogfrue bestaat uit twee delen. Skog betekent "bos" (zie ook de Zweedse naam). Frue betekent "mevrouw/dame". Dit omdat het Wit bosvogeltje zonder twijfel één van de meest elegante bloeiende planten is in Noorwegen. Hij is groot en verheven, vaak in de buurt van een halve meter hoog, met lange, zwaardvormige bladeren.
De Deense naam is Hvidgul Skovlilje. Hvidgul betekent "witgoud". Een prachtige benaming voor de roomwitte bloemen. Skovlilje bestaat uit twee delen. Skov betekent "bos" (zie ook de Zweedse naam) en Hvidgul Lilje betekent "lelie". Ook in Denemarken heet deze plant kennelijk "boslelie".
Ecologie & Verspreiding
Bleek bosvogeltje staat op beschaduwde, vochtige, voedselarme, kalkrijke, stikstofarme tot matig stikstofrijke, humeuze grond. Ze groeit in loofbossen, gemengde loof- en naaldbossen, hellingbossen en in zomen van struwelen en bossen in kalkgraslanden en dan bij voorkeur in een kruidenrijke vegetatie. Het gesloten areaal op vasteland van Europa sluit in het noordwesten nog net aan bij België en Nederland. Het voorkomen van dit bosvogeltje is beperkt tot Zuid-Limburg. Voor de jaren 40 van de vorige eeuw was deze orchidee niet zeldzaam in de regio, sindsdien is de soort zeer zeldzaam geworden en met verdwijnen bedreigd. De oorzaak hiervoor is vooral het staken van het traditionele hakhoutbeheer, maar ook uitgraven en onverantwoord verzamelen van exemplaren hebben een rol gespeeld. De bladeren van deze soort zijn eirond en gaan gelijkmatig over in de schutbladen van de bloeiwijze, die van Wit bosvogeltje zijn lang en lijnvormig (bijna tweerijig) en ze gaan abrupt over in de schutbladen.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel, 2014
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreiding Cephalanthera damasonium
FLORON Verspreidingsatlas vaatplanten